Theorieën..… je hebt ze in allerhande soorten en maten. Nobelprijs-winnende, eigenzinnige, gezochte, niet-wetenschappelijke, et cetera, maar ook die ontstaan na mentale valkuilen. Sommige mensen gaan in hun eigen waarheid geloven. Sommigen denken bijvoorbeeld dat ik mogelijk te oud ben voor bepaalde zaken.
Ach, het is allemaal subjectief. Maar belangrijker, voor je het weet ga je erin geloven. Maar gelukkig, schijn bedriegt klaarblijkelijk regelmatig.
Optionaliteit
U kunt zich afvragen wat zijn reële opties? Of anders gezegd, wanneer is een optie reëel? Reële opties betreft flexibiliteit in de bedrijfsvoering die keuzemogelijkheden bieden; ze laten ruimte voor managementbeslissingen. Dit klinkt wellicht nog wat vaag, dus laat ik concreter zijn.
Partijen in de commoditywereld hebben te maken met fysieke productie-, opslag en transportmiddelen. Bedoelde assets laten de eigenaar ruimte voor keuzes. Immers, degene die beschikt over productiecapaciteit, zoals ja-knikkers voor de productie van olie, mijnen voor de productie van ertsen, of machines ter verwerking van sojabonen in meel en olie, kan kiezen om die in te zetten, of niet.
Die keuze zal vooral worden gevoed door economische omstandigheden. Met andere woorden, als de prijzen in de markt aantrekkelijk zijn, dan zal een beroep worden gedaan op het vermogen te produceren, anders niet.
Feitelijk is er dus sprake van een optie die gelift kan worden. In dergelijke gevallen is er sprake van een recht, dat uitgeoefend kan worden. Deze vorm van flexibiliteit kan dus worden beschouwd als een optie. Ook in het geval van transportcapaciteit en opslagcapaciteit is er sprake van dergelijke keuzes.
De optionaliteit ligt besloten in de fysieke aard van de middelen. De eigenaar bezit flexibiliteit om deze middelen al dan niet aan te wenden. De daadwerkelijke keuze ligt overigens besloten in de status van de markt.
Theorie
De reële-optietheorie helpt marktpartijen om hun bedrijfsvoering onder de loep te nemen en te ontrafelen. Door modelering, en de daarbij behorende aannames, kan men de bedrijfsmatige flexibiliteit als optie beschouwen. En deze optie kan, net als een verhandelbare aandelenoptie, worden uitgeoefend, of niet.
De houder ervan bepaalt het zelf, zodra opportuun. Het voordeel van deze methodiek is dat bedrijven hun flexibiliteit ten gelde kunnen maken (analoog aan middels het hedgen van de optie). Daarnaast leent deze aanpak zich voor het waarderen van de flexibiliteit (analoog aan de waardering van een optie).
Let wel, dergelijke opties zijn natuurlijk geen verhandelbare contracten, die ter beurze worden genoteerd. Neen, niets daarvan. Het betreft geen juridische overeenkomsten, maar theoretische opties. En bedrijven in de commoditysector zijn druk doende om hun fysieke middelen te beschouwen als optie.
Pad-afhankelijkheid
Echter, de uitdaging wordt gevormd door de karakteristieken van de werkelijkheid. Immers, de keuze om middelen al dan niet in te zetten, wordt in de praktijk niet louter bepaald door prijsniveaus in de markt. Ook beïnvloedt beschikbaarheid, of juist het gebrek eraan, de keuze tot inzet.
Daarnaast is het aan- en uitzetten van dergelijke ingewikkelde of omvangrijke apparatuur cq. machinerie niet zomaar geregeld en kan die keuze niet ongestraft 22 maal per uur wisselen. Immers, dan is de impact op de apparatuur dusdanig significant dat afschrijvingskosten omhoog schieten en dit moet natuurlijk worden meegenomen in allerhande berekeningen.
Al met al leidt dit ertoe dat keuzes feitelijk een bepaalde mate van pad-afhankelijkheid vertonen. Daarom zullen pad-afhankelijke opties in ogenschouw moeten worden genomen om de werkelijkheid van commodityspelers te modeleren.
Dit betekent dat exotische opties benodigd zijn. Het Black & Scholes-optiewaarderingsmodel biedt daartoe geen soelaas. Complexere modellen moeten helpen om de waarde van de optionaliteit te identificeren, als ook om de delta te bepalen, welke relevant is voor het hedgingtraject van de middelen.
Modellen
Nu wil het geval dat ook complexe optiemodellen in de financiële wereld te vinden zijn. Immers, banken sluiten met partijen allerhande exotische optiecontracten af. Echter, de wereld der grondstoffen zit boordevol kenmerken die specifiek zijn voor de commoditymarkt en derhalve vreemd zijn aan de financiële markten.
Ik doel hierbij onder meer op seizoensinvloed, mean-reversion van de prijzen, de mogelijkheid op negatieve prijzen in de gasmarkt en bijvoorbeeld, in geval van elektriciteit, het onvermogen om op te slaan.
Kortom, werk aan de winkel om de juiste modellen te vinden. En omdat op dit gebied waterdichte modellen niet bestaan ontwikkelt ieder bedrijf voor zichzelf een model waarmee zij wil werken.
Een enorm ingewikkelde zaak derhalve, die door menigeen als uiterst interessant kan worden betiteld, maar op zijn tijd ook mega-irritant, omdat je nooit bij de ideale situatie geraakt. Fascinatie is wat resteert.
En dan ben ik terug bij de vraag of ik te oud ben. In ieder geval niet om mijn opties uit te oefenen, zo meen ik zelf.