Ze is klein, tenger en charmant, maar een blad voor de mond nam Esther Chan, verantwoordelijk voor bedrijfsobligaties in opkomende markten voor het Schotse Aberdeen vandaag geenszins in het Amstel Hotel. Voor een zaal institutionele beleggers waarschuwde ze haar gehoor weg te blijven van exposure naar het Chinese bedrijfsleven.
Niet dat zij een harde landing verwacht. Nee, de Chinese reserves zijn groot genoeg om een terugval keurig op te vangen. Maar het bedrijfsleven is een heel ander verhaal. "Het zijn bijna allemaal bedrijven die nog geen crisis hebben doorstaan, de corporate governance is non-existent en enig contact met (internationale) aandeelhouders hebben ze al helemaal niet. Niet zo gek, want ze weigeren iets anders dan mandarijn te spreken."
Daarna rolden de anekdotes door de zaal. Van dat Chinese bedrijf waarvan de CEO een zak geld van de balans gehaald had om in het bedrijf van zijn zoon te investeren. Een bedrijf dat vier jaar later failliet was. Of het bedrijf dat voor zijn personeel een eneorme golfbaan aanlegde naast de fabriekshal. "Dat creëert volgens mij ook weinig aandeelhouderswaarde. Als ze toch niet weten wat ze met de bergen cash moeten doen, heb ik toch liever dividend."
Volgens Chan is Aberdeen al tien jaar onderwogen in China. "We hebben in al die jaren nog nooit een Chinese bank in portefeuille gehad. Geldt ook voor projectontwikkelaars. En nee, daar hebben we nog geen seconde spijt van gehad."