Het boek lag al maanden op mijn nachtkastje. Af en toe zag ik het liggen voor ik ging slapen, maar ik werd telkens afgeschrikt door de 691 pagina’s. Maar u begrijpt: het is er inmiddels toch van gekomen, ik heb het gelezen.
Ik heb het over het veelbesproken The Age of Surveillance Capitalism van Shoshana Zuboff, een Amerikaanse auteur en hoogleraar aan de Harvard Business School.
Zuboff ziet surveillance capitalism of toezichtskapitalisme als een nieuwe vorm van kapitalisme. Het ons bekende, aloude kapitalisme is puur gericht op het economische domein: de mens als consument of als arbeider.
Zo ontwikkelde Henry Ford de Model T en moderne productietechnieken zoals de lopende band. De prijs van een Model T daalde tussen 1908 en 1924 dan ook van $825 naar slechts $260. In 1914 ging Ford zijn werknemers het destijds opvallend hoge loon van $5 per dag betalen, zodat de geproduceerde auto’s ook betaalbaar werden voor de medewerkers zelf.
Wat is surveillance capitalism?
Surveillance capitalism stopt echter niet bij het economische domein en dringt door tot het sociale domein. Er wordt niet alleen getracht geld te verdienen aan de mens als consument of arbeider, maar aan ons hele (sociale) leven.
Alle menselijke ervaringen worden door de grote digitale platforms gebruikt als grondstoffen en vertaald naar data omtrent ons gedrag. Daar waar deze gegevens initieel gebruikt werden om de betreffende dienst te verbeteren, doen ze nu dienst als zogenaamd ‘behavioral surplus’ en worden ze via een digitaal productieproces getransformeerd naar voorspellingen omtrent het menselijk gedrag.
Deze voorspellingen worden vervolgens verkocht via zogenaamde ‘behavorial futures markets’, waar allerlei bedrijven graag betalen om inzicht te krijgen in ons voorspelde gedrag.
Figuur 1. Het ‘productieproces’ van de digitale platformen (bron: Shoshana Zuboff, The Age of Surveillance Capitalism)
If you’re not paying for it, YOU are the product
Bovenstaande quote doet al jaren de ronde als het over de grote techplatforms gaat. Zuboff heeft daar een andere mening over. Wij zijn niet zozeer het product, betoogt ze, maar de data die wij met onze acties en ervaringen genereren, vormen het basismateriaal dat gebruikt wordt in het bovenstaande productieproces. Veel aandacht gaat in het boek naar ‘extraction’ ofwel het genereren van data over onze bezigheden en vooral ook hoe gemakkelijk de techbedrijven zich deze data toe-eigenen.
Alle producten die aangeboden worden - van zoekmachines tot emailprogramma’s en van navigatiekaarten tot smart speakers - zijn erop gericht om zoveel mogelijk data te genereren, waarmee getracht wordt ons gedrag te voorspellen en zelfs te sturen. En vooral om dit laatste moeten de grote techplatforms als Google en Facebook het in het boek ontgelden.
Maar wie is nu eigenlijk eigenaar van deze data? En wat als de data in handen vallen van autoritaire regimes? In China is sprake van een soort social creditsysteem, dat alle aspecten in het leven van mensen beoordeelt. Overgestoken bij een rood licht of je muziek te hard in de trein? Dan kun je wellicht geen treinkaartje of vlucht meer boeken. Deze toekomstvisie heeft wel wat weg van de wereld uit George Orwells 1984.
Kortom, er ligt een grote verantwoordelijkheid bij de betreffende overheden om dit goed te reguleren. De boetes van de Europese Commissie of de in Frankrijk gewenste digital services tax werken wellicht afschrikwekkend, maar zijn niet direct een oplossing.
Het boek geeft een prachtig kijkje in de dynamiek en de werking van de interneteconomie. Mijn conclusie is dat misschien het inperken van de dominantie van de techplatforms niet zozeer ligt in het reguleren of opbreken van de grote technologiebedrijven, maar in het expliciet prijzen van consumentendata, zodat het voor gebruikers een stuk duidelijker wordt hoeveel hun data nu eigenlijk waard zijn. Misschien dat een blockchainoplossing hierbij de helpende hand kan bieden!