Beleggen in aandelen doen velen voor de lange termijn. Op korte termijn zijn grote fluctuaties mogelijk en is een negatief resultaat niet uitgesloten. Dat is het ook op lange termijn niet, maar de kans is wel groter dat dan een mooi rendement wordt behaald.
De vele kortetermijn fluctuaties, vaak gebaseerd op sentiment, vallen in die langetermijn periode weg. Het kan daarom heel verstandig zijn om niet voortdurend te reageren en telkens posities snel op- en weer af te bouwen.
Voorzichtig inspelen
Dat neemt niet weg dat het wel zinvol kan zijn om af en toe voorzichtig in te spelen op korte- en langetermijn koersbewegingen. Neem bijvoorbeeld de aandelen van bedrijven gerelateerd aan de olie- en gassector. Kijken we op wat langere termijn, bijvoorbeeld over een periode van vijf jaar, dan blijkt dat de STOXX Europe 600 Oil & Gas Index ongeveer 34% rendement is behaald (inclusief dividend).
De EURO STOXX index, waarin breed gespreid de grootste beursgenoteerde bedrijven in de eurozone zijn opgenomen, deed het echter met een plus van 63% duidelijk beter. Die grote outperformance is ondanks de inhaalrace over de afgelopen twaalf maanden, waarin de olie- en gasbedrijven relatief beter scoorden. Maar recent moesten deze bedrijven weer enig terrein prijsgeven, onder andere omdat de olieprijs na een langdurige stijging wat in prijs terugliep.
Zowel deze kortetermijn als de langetermijn achterblijvende prestatie van de olie- en gasbedrijven kan aanleiding zijn voor beleggers een stukje van hun belegging in een brede index, zoals die in de EURO STOXX of soortgelijke indices, om te zetten naar in rendement achterblijvende sectorindices, zoals die van olie- en gasbedrijven.
Beleggers die daar wel wat voor voelen, worden gesteund door fondsbeheerder Schröders, die aangeeft dat de bedrijven in deze sector een goede (rendements)toekomst voor zich hebben. Schröders noemt bijvoorbeeld de toenemende energiebehoefte (met 30%) tot 2040, die voor een deel met fossiele brandstoffen moet worden bediend. Omdat het aanbod niet sterk omhoog kan en de aandelen van oliemaatschappijen ook nog eens goedkoop zijn, is de positieve conclusie van Schröders voor deze sector vanuit die optiek een logische.
Twee opties
Beleggers die interesse hebben in deze sector kunnen kiezen uit twee ETF’s, van Lyxor en iShares, op de genoemde STOXX Europe 600 Oil & Gas index. De index bestaat uit twintig aandelen van olie- en gasbedrijven en bedrijven die aan deze sector gerelateerd zijn.
Het betreft ondernemingen met een beursnotering in geheel Europa, dus ook buiten de eurozone. De grootste bedrijven in de index zijn het Franse Total (30%), de (volgens STOXX: Britse) ondernemingen BP en Royal Dutch Shell (beiden 15%), het Italiaanse ENI (10%), het Noorse Statoil (6%) en het Spaanse Repsol (5%). Deze zes olieconcerns maken in totaal 81% van de index uit.
Kijken we naar de regionale spreiding dan is een derde van de bedrijven Frans, terwijl 32% Brits is. Het feit dat RDS als Brits wordt gezien, komt omdat de aandelen met notering in Londen in de index zijn opgenomen, en niet de Euronext notering van het bedrijf. Het laat daarmee de relatieve waarde van de regionale verdeling zien.
Dat geldt ook voor de directe valutarisico’s. Ongeveer 40%, met name Britse pond en Noorse kroon, van de aandelen van de bedrijven is niet in euro genoteerd. De resultaten van deze bedrijven zijn echter veel meer gekoppeld aan de Amerikaanse dollar. Ten opzichte van deze munt ligt voor de meeste bedrijven uit de index dan ook het echte valutarisico.
Fundamentele gegevens
De fundamentele gegevens van de index laten zien dat de koerswinst verhouding, in tegenstelling tot wat Schröders aangeeft, nog niet zo laag is. Op basis van de huidige winst is de koerswinst verhouding gelijk aan 21. Die van de brede EURO STOXX index staat op slechts 15.
Maar de verwachtingen voor de olie- en gassector zijn wel gunstig. Volgens door STOXX geraadpleegde analisten, zal de koerswinst verhouding voor de komende twaalf maanden gelijk worden aan 13. Dat veronderstelt een winstgroei van meer dan 60%. Voor de brede EURO STOXX index wordt een winstgroei van slechts 4% verwacht (verwachte koerswinst verhouding ruim 14).
Het aantrekkelijke van de olie- en gasbedrijven is dat ze een hoog dividend uitkeren. Het actuele dividendrendement staat op 5,2%, terwijl die voor de EURO STOXX index op een toch al niet lage 3,3% staat.
Structuur en kosten
De twee ETF’s die de STOXX Europe 600 Oil & Gas index volgen, zijn verschillend van structuur. De iShares ETF is zogenaamd fysiek van aard, met volledige replicatie. Dat betekent dat alle aandelen uit de index, in dezelfde verhouding, in het fonds worden genomen. Op deze manier kan het fonds de index zo goed mogelijk volgen.
De ETF keert vier keer per jaar dividend uit en de omvang daarvan was over de afgelopen twaalf maanden gelijk aan 2,76%. De kosten die het fonds opgeeft zijn gelijk aan 0,46%. Ik bereken de werkelijke kosten door het bruto rendement van de index te vergelijken met het netto fondsrendement. Dat verschil is over de afgelopen drie jaren gelijk aan 0,88% per jaar.
Dat is flink meer dan de officiële kosten en heeft te maken met dividendlekkage. Over het hoge dividend wordt relatief veel dividendbelasting betaald en kennelijk is iShares niet in staat die belasting (geheel) terug te vorderen.
De Lyxor ETF is synthetisch van structuur. Dat wil zeggen dat om de index te volgen een swap transactie met een bancaire tegenpartij (in dit geval Société Générale) wordt aangegaan. Om het debiteurenrisico op deze partij te minimaliseren, heeft Lyxor onderpand van de bank gekregen.
Per saldo zijn de risico’s van deze synthetische ETF nauwelijks anders dan die van de fysieke iShares ETF. De Lyxor ETF keert geen dividend uit en heeft als officiële kostenniveau 0,30% per jaar. Dat is lager dan die van iShares, maar volgens mijn berekening zijn de werkelijke kosten over de afgelopen drie jaar 0,88%, precies gelijk aan die van de iShares ETF.
Conclusie
Een switch van een brede index naar een wat in rendement achtergebleven olie en gas index kan zeker overwogen worden als u, net als Schröders, vertrouwen heeft in deze sector. Ik heb geen voorkeur voor één van beide ETF’s. Voor beiden zijn de werkelijke kosten met 0,88% wat aan de hoge kant, mede veroorzaakt door dividendlekkage.
Beleggers die wat werk niet schuwen, kunnen overwegen de zes grote energieaandelen te kopen. Daarmee wordt een groot deel van de index gevolgd en spaart u voor een belangrijk deel de kosten uit. De voorwaarde is wel dat u zelf in staat bent de dividendbelasting terug te vorderen.