Geld maakt niet gelukkig. Dat wordt doorgaans gesteld door hen die over voldoende pecunia beschikken. Er is echter overduidelijk bewijs van de juistheid van de stelling. Kijk naar onze pensioenfondsen. Nog nooit eerder in de geschiedenis waren de kassen zo vol. In totaal hebben de Nederlandse pensioenfondsen meer dan 900 miljard euro aan bezittingen. Dat is circa 140% van het bbpt. Ik denk dat er geen land in de wereld is met een dergelijk hoog percentage. Ook in beleggingsopzicht doen “onze” fondsen het niet slecht, zo blijkt uit OECD-onderzoek.
In 2011 behaalden de Nederlandse pensioenfondsen een rendement van 8,2%. Goed voor een tweede plek achter de 12,1% van Denemarken. Vergeleken met het gemiddelde negatieve rendement van -1,7% is de plus van meer dan 8% zelfs een topprestatie. Ook over 2012 zullen de behaalde rendementen fraai zijn, en mogelijk zelfs een dubbelcijferig percentage laten zien.Veel geld in kas, mooie rendementen en toch niet gelukkig. Hoe kan dat?
Een belangrijke oorzaak is het feit dat we steeds ouder worden. Daarom moet veel langer dan aanvankelijk gedacht pensioenen worden uitgekeerd. De premies waren in het verleden vastgesteld op basis van een onjuiste inschatting van de levensduur. De meest voor de hand liggende reactie hierop is een verhoging van de pensioenpremie. Daar moeten we niet over klagen. Als we ouder worden en langer een pensioenuitkering ontvangen, is de pensioenvoorziening meer waard.
100% dekkingsgraad
Daarvoor moet logischerwijs meer betaald worden. Hoewel ik het geen slecht idee zou vinden als er wat creatiever met die pensioenuitkeringen wordt omgesprongen. Zo vinden we dat op de pensioengerechtigde leeftijd, laten we zeggen 67, een pensioen van 70% van het gemiddelde loon een goede keuze. Wat is er slecht aan de gedachte bij het bereiken van de 75e leeftijd het pensioen terug te brengen naar 65%. En bij 80 jaar naar 60%.
Doorgaans geldt dat naarmate de leeftijd vordert de behoefte, en in ieder geval de fysieke en/of psychische situatie zodanig is, dat met minder financiële middelen kan worden volstaan. Het is maar een voorbeeld. Er zijn genoeg andere ideeën om de hogere levensverwachting financieel op te vangen. Het tweede nijpende probleem is de rekenrente. Via de rekenrente kunnen de toekomstige pensioenverplichtingen contant worden gemaakt. Als pensioenfondsen nu 900 miljard euro in kas hebben en de contant gemaakte verplichtingen zijn ook 900 miljard, dan is de dekkingsgraad 100%. Ik geef een gestileerd voorbeeld.
Stel dat de rekenrente 2,5% is en de gemiddelde toekomstige verplichting van de pensioenfondsen een looptijd heeft van 20 jaar. Dat betekent dat via de methode van de rekenrente wordt verwacht dat in het jaar 2033 de pensioenfondsen 1474 miljard in kas hebben, precies genoeg om aan de verplichtingen te voldoen. Feitelijk is verondersteld dat de pensioenfondsen gedurende 20 jaar een gemiddeld jaarrendement behalen van 2,5%. Dat is veel lager dan het feitelijk gerealiseerde percentage, dat eerder in de buurt van de 8% op jaarbasis ligt over de afgelopen 20 jaar. Hier zit natuurlijk de enorme spanning in de rekenrentediscussie.
Buitenlandse deskundigen
Wij vinden allemaal dat pensioenfondsen deels risicovol moeten beleggen om zodanige rendementen te realiseren dat ons pensioen betaalbaar blijft. Dat beleid heeft in die zin succes gehad, dat de behaalde rendementen redelijk met dat hogere risico in lijn liggen. Maar voor de toekomst denken we dat het risicovolle beleid uitsluitend het momenteel zeer lage risicovrije rendement opleveren. In feite rekenen we ons met deze methode arm. De huidige generatie betaalt mogelijk te veel premie ten opzichte van toekomstige generaties
Precies het tegenovergestelde vindt plaats als we de rekenrente loslaten en het historische rendement als maatstaf nemen. Dan schieten de dekkingsgraden omhoog en zijn we (nu) in één klap van al onze pensioenproblemen verlost. Maar met een dergelijk rekenrendement is de kans op toekomstige tegenvallers levensgroot. In dit geval rekenen we ons rijk en is er een aanzienlijke kans dat toekomstige generaties met onze rekenrendementproblemen worden opgezadeld.
Hoe dit dilemma op te lossen? Verschillende belangenorganisaties (Stichting Pensioenbehoud, Koepel van Nederlandse Vereniging van Gepensioneerden) pleitten ervoor buitenlandse deskundigen in te schakelen. “In tegenstelling tot Nederlandse deskundigen zijn zij namelijk niet vooringenomen.” Wat een onzin. Nederlandse deskundigen zijn niet vooringenomen. De discussie over de rekenrente is zo heftig omdat het een probleem is dat niet wetenschappelijk is op te lossen. Daarom wordt de discussie beheerst door directe belangen van gepensioneerden, bijna gepensioneerden en jongeren.
Halfbakken garanties
Mogelijk hebben deze buitenlandse deskundigen deze belangen niet, maar dan zullen ze niet verder komen dan een vlak en weinig verrassend advies (lage rekenrente kost oudere generatie geld, hoge rekenrente kost jongere generatie geld). Dat weten we nu wel. Er is maar één echte oplossing voor het rekenrenteprobleem: we moeten zo snel mogelijk volledig overstappen van defined benefit (zogenaamde pensioengaranties op basis van onwetenschappelijke rekenrentes) naar defined contribution (de inleg en de (onzekere) beleggingsopbrengsten bepalen het pensioen).
Natuurlijk geeft dit meer onzekerheid over de uiteindelijke hoogte van pensioen. Maar het is veel beter dan te werken met halfbakken garanties via rekenrentes en de daarbij behorende onoplosbare problemen die op quasi wetenschappelijke wijze getackeld worden. Dat maakt zeker niet gelukkig.