Van beleggers
voor beleggers
desktop iconMarkt Monitor
  • Word abonnee
  • Inloggen

    Inloggen

    • Geen account? Registreren

    Wachtwoord vergeten?

Ontvang nu dagelijks onze kooptips!

word abonnee

Hoe zet je mixfondsen in?

Beste Dr. Hoe,
Hoe maak ik optimaal gebruik van mixfondsen in mijn beleggingsportefeuille?

 
De dokter antwoordt:
De juiste asset allocatie is volgens wetenschappelijke studies voor 80 tot 90% verantwoordelijk voor het uiteindelijke rendement van een portefeuille. Het gaat bij beleggen dus niet zozeer om het kiezen tussen aandeel A en aandeel B, of tussen tracker A of tracker B. Het gaat vooral om de simpele vraag: hoeveel procent van uw portefeuille belegt u in obligaties, aandelen en cash. Is een mixfonds – die deze keuze voor de belegger maakt – het pasklare antwoord?

Een mixfonds is een kant en klare beleggingsoplossing, met spreiding over die drie traditionele assetcategorieën. Feitelijk is een mixfonds daarmee zo samengesteld dat er geen verdere ingrediënten nodig zijn om een gebalanceerde portefeuille te hebben. Er zijn verschillende soorten mixfondsen, grofweg kunt u het aanbod onderverdelen in:
• Defensieve mixfondsen
• Neutrale mixfondsen
• Offensieve mixfondsen
• Dynamische mixfondsen

Bij offensieve mixfondsen geldt dat er een relatief hoog percentage aandelen in zit (soms tot wel 80 of 90%), en een lage weging voor obligaties en cash. Bij defensieve is dat precies andersom (vaak meer dan 70% obligaties en minder dan 20% aandelen), terwijl neutrale mixfondsen de gulden middenweg proberen te bewandelen. Maar beleggen is geen wiskunde en het kan soms lonen minder rigide vast te houden aan vooraf vastgestelde wegingen en mee te kleuren met de markt. Dat is wat dynamische mixfondsen doen – of in elk geval proberen te doen. De eerste keuze voor mixfondsbeleggers is die van het risicoprofiel: offensief, neutraal, defensief of opportunistisch.

Niks meer aan doen?
Maar zelfs als een belegger een mixfonds gevonden heeft dat binnen zijn risicoprofiel past, is het nog geen zaak van ‘ziet er goed uit, niks meer aan doen’. De tweede, veel moeilijker te beantwoorden, vraag is: welke weging vertrouwt u aan een mixfonds toe? Hier ontstaat een dilemma. Want hoewel een mixfonds van nature een totaaloplossing biedt, zullen slechts weinig beleggers zich prettig voelen met een portefeuille die uit één fonds bestaat. Maar alles wat u aan het mixfonds toevoegt, tast de uitgebalanceerde keuzes van het mixfonds aan – juist de reden waarom beleggers een mixfonds willen hebben.

Maar, beleggers kunnen het adagium huldigen dat twee meer weten dan één. En drie meer dan twee. In plaats van één mixfonds, kunt u het te beleggen vermogen spreiden over drie of vier mixfondsen naar keuze. Uiteraard wordt het totaalplaatje waarin belegd wordt iets minder overzichtelijk, maar u krijgt er spreiding voor terug. Een eenvoudige casus maakt veel duidelijk. Stel dat Belegger A zijn vermogen spreidt over vier mixfondsen van Nederlandse aanbieders, bijvoorbeeld twee wat defensievere mixfondsen en twee wat meer pragmatische fondsen.

Dat lijkt een evenwichtige, veilige keuze. Veiligheid aan de downside en toch wat potentieel aan de upside. Over de periode van 1 januari 2007 tot en met 15 oktober 2011 – een periode van bijna vijf jaar waarin de markt zich van alle kanten liet zien – levert dat aardige inzichten op. Belegger A koos voor mixfondsen van, lekker dicht bij huis, Robeco, Delta Lloyd, ING en SNS. Wat leverde die keus hem op?

Het cumulatief rendement van de vier mixfondsen zou in deze turbulente tijden -1,90% zijn geweest als Belegger A sinds aankoop nooit meer naar de portefeuille had omgekeken. Had hij elk jaar zijn posities herwogen, dan was het resultaat net iets beter geweest: -1,40%. Dat is minder dan een spaarrekening, maar veel beter dan de aandelenmarkt. De AEX kelderde in dezelfde periode van 495 naar 302, een verlies van 39%.

De pijn in deze portefeuille zit ’m vooral in het dynamische (offensieve) mixfonds van Robeco, dat in rampjaar 2008 liefst 39% in waarde verloor. Een duidelijk bewijs dat ‘dynamisch’ niet per se een synoniem is voor succesvol. In 2009 en 2010 deed dat fonds het juist weer beter dan de andere mixfondsen. Had Belegger A na die dramatische performance van het Robeco-fonds in 2008 aan het eind van het jaar afscheid genomen van dat fonds (laten we eerlijk zijn, geen atypische reactie), dan was het rendement van de portefeuille beduidend lager uitgevallen.

De keuzes van individuele namen speelt dus ook bij mixfondsen een essentiële rol, zeker als het gaat om dynamische mixfondsen. Want het ene mixfonds heeft meer kunde of meer geluk dan het andere in het meekleuren met de markten. Zonder Robeco Dynamic Mix zou het rendement van A uitgekomen zijn op 4,5%. Dat is meer dan 1,5% per jaar beter – en dat met een lagere volatiliteit. Spreiden over meer mixfondsen leidt dus niet automatisch tot een lagere volatiliteit.

Het ene mixfonds is het andere niet
Natuurlijk kan het altijd beter. Want Belegger B heeft zich in dezelfde periode door zijn adviseur in succesfonds Carmignac Patrimoine laten praten. (Laten we eerlijk zijn: dan heeft hij heel veel mazzel gehad, want de meeste beleggers/adviseurs ontdekten dit fonds pas ná het cruciale jaar 2008). Belegger B haalde dankzij dat fonds over dezelfde periode een onwaarschijnlijk cumulatief rendement van +30,4%. Het grappige is dat dit roemruchte fonds – Europa’s grootste beleggingsfonds met inmiddels meer dan 22 miljard euro onder beheer – het in de goede beursjaren niet beter deed dan de gespreide portefeuille van Belegger A.

Alleen in rampjaar 2008 werd het verschil écht zichtbaar. De andere mixfondsen verloren toen zwaar, terwijl Carmignac Patrimoine een rendement van +0,01% haalde. Dat roept een aardige vraag op. Elke adviseur zal zeggen dat beleggen in één fonds risicovoller is dan spreiden over vier fondsen, maar juist in het jaar dat alles onderuit ging, deed dat ene fonds het veel beter.

Is er dan sprake van meer of juist van minder risico? Met de kennis van nu zijn we geneigd voor het laatste te kiezen, maar dat is vooral omdat de keuzes die het Franse fonds maakte, goed zijn uitgepakt. Toegegeven, het fonds presteert al twee decennia uitzonderlijk goed, maar er zitten in die periode ook twee, drie jaar bij dat het fonds hardnekkig te voorzichtig bleef en terrein verloor op de markt en de concurrentie.

Hoeveel procent krijgt een topbelegger?
Een koorddanser als Edouard Carmignac is een waardevolle aanvulling voor elke fondsenportefeuille – zoveel heeft het verleden wel duidelijk gemaakt. Maar het fonds maakt uitgesproken bets, waardoor het risico ook groot is – iets wat door de goede rendementen ondergesneeuwd is geraakt. Dat betekent dat u naast dit fonds voldoende andere fondsen op moet nemen om dat risico te beperken. En dat betekent impliciet weer dat u allerlei andere beleggingen opneemt waardoor de specifieke posities van het mixfonds worden afgezwakt. Daar is weinig aan te doen, maar het valt wel te beperken.

De oplossing is de core-satellite aanpak. Maak van een select groepje fondsen de onwankelbare kern van uw portefeuille (70 tot 75%) en bouw daarom heen makkelijker inwisselbare fondsen (of beter nog ETF’s – makkelijker verhandelbaar) die inspelen op kansen in de markt. Wie de core van de portefeuille vult door drie, vier mixfondsen met een bewezen trackrecord, kan zich daaromheen uitbundigheden naar keuze permitteren, zonder dat het mixkarakter van het fonds te zeer wordt aangetast. In sommige tijden is dat zelfs wenselijk omdat zeker in goede aandelenjaren mixfondsen minder hoge rendementen halen dan de aandelenindices.

Stel dat Belegger C die kern van de portefeuille opbouwt uit de vier mixfondsen van Belegger A plus een twee keer zo grote weging voor het succesfonds van Belegger B (3 x 15% en 1 x 30% van de totaalportefeuille). Dan heeft hij een kern van mixfondsen, goed voor 75% van de portefeuille. De core-portefeuille zou dan een cumulatief rendement van 8,8% hebben gerealiseerd, ofwel zo’n 1,7% per jaar. En dat is, gelet op de markten in deze periode, een robuust rendement waarmee de eventuele klappen in het satellietgedeelte kunnen worden opgevangen.

Maximum drawdown
Mixfondsen zijn dus prima geschikt voor fondsbeleggers, maar niet als kant-en-klaar product. Maar wel als bouwstenen van het langetermijnkerngedeelte van de portefeuille. Maar zoals blijkt uit het enorme verschil in rendement tussen de dynamische mixfondsen van Robeco (-21%) en Carmignac (+30%) in de periode 2007 tot 2011 is ook hier een grondige analyse en selectie van de individuele namen van levensbelang.

En daarbij moet u niet alleen kijken naar het rendement in bulljaren, zelfs niet alleen naar het rendement over een periode met grote ups en downs, maar ook naar de maximum drawdown (het grootste verlies van het fonds in een periode van koersdalingen). Dat is van cruciaal belang, want zoals de rendementen van deze mixfondsen bewijzen, geldt ook hier dat winning by not losing de beste succesformule is.

  • dit artikel verscheen eerder in IEXProfs magazine 03/11 (decemberuitgave)


Dr. Hoe is het pseudoniem van de experts uit het columnistengilde en de redactie van IEXProfs. Stuur hier uw vraag of reactie aan Dr. Hoe.

Meld u aan voor de dagelijkse Beursupdate

Dagelijks een update van het laatste beursnieuws en beleggingskansen in uw mailbox!

 

Auteur: Dr. Hoe

Eerste Hulp voor beleggingsadviseurs! Dr. Hoe is het pseudoniem van de experts uit het columnistengilde en de redactie van IEXProfs. Hij behandelt onder meer beleggingskwesties en prangende lezersvragen. Worstelt u beroepsmatig ook met een beleggingsprobleem? Stuur hier uw vraag of reactie aan Dr. Hoe.

Meer over Dr. Hoe

Recente artikelen van Dr. Hoe

  1. mrt '11 Rendement staat niet in de sterren
  2. feb '11 Boutiques beleggen beter
  3. jan '11 Afrika, wie durft? 3

Gerelateerd

Reacties

Meedoen aan de discussie?

Word nu gratis lid of log in met je emailadres en wachtwoord.

Lees verder op het IEX netwerk Let op: Artikelen linken naar andere sites

Gesponsorde links