Ik geloof dat Krugman het deze week het beste verwoordde, door zijn column in de New York Times over de eurocrisis te openen met de vraag “Is het mogelijk om tegelijkertijd doodsbang en verveeld zijn?”. Een verkeerde afhandeling van de crisis zal ongekende kosten voor Europa (en de rest van de wereld) tot gevolg hebben, dus zijn angst deel ik volledig. Zijn verveling echter ook.
Iedereen heeft er nu wel iets over geschreven en er zijn zegje over gedaan en ik krijg het gevoel dat er maar bar weinig nieuws wordt toegevoegd. Vooral de ‘oplossingen’, de ‘lessen’en de ‘aanbevelingen voor beleidsmakers’ roepen bij mij inmiddels allergische reacties op…
Waarmee ik eigenlijk alleen maar wil aangeven dat deze Best of the Week wederom niet over de eurocrisis gaat. Nee, ik gooi het over een andere boeg, ik behandel een thema dat nóóit verveelt. De Amerikaanse presidentsverkiezingen! Wie gaat de verkiezingen van november volgend jaar winnen?
It’s the economy, stupid!
Het antwoord op die vraag is simpel, als je onderstaande grafiek mag geloven. Kijk naar hoe de werkloosheid zich in het verkiezingsjaar zich ontwikkelt! Onderstaande grafiek geeft het verband duidelijk weer: stijgt de werkloosheid dan wint de tegenstander de verkiezingen, daalt de werkloosheid, dan wint de zittende president.
Het ziet er overtuigend uit, maar waarom missen er wat bolletjes? Werden er in 1988 en 2000 geen verkiezingen gehouden soms? Of waren dat wellicht twee uitslagen die het simpele beeld verstoorden?
Nog een voorbeeld. Dit artikel van de New York Times brengt het eveneens stellig: “No American president since Franklin Delano Roosevelt has won a second term in office when the unemployment rate on Election Day topped 7.2 percent.”. Omdat de werkloosheid momenteel redelijk stabiel boven de 9% staat, lijkt het wel duidelijk dat Obama kansloos is.
Ik heb het eens nagekeken, maar de laatste keer dat de werkloosheid binnen 14 maanden met de vereiste 2% terugliep was in 1984 en 1959 was de keer daarvoor. De Amerikaanse economie groeide in die jaren met een slordige 7% in reële termen. Ziet u dat gebeuren? De conclusie is duidelijk: Obama is toast.
Of toch niet? Om een simpele vraag te stellen, waarom moeten we eigenlijk pas vanaf Roosevelt kijken? Is dat – net als met de bolletjes hierboven - de waarneming die het simpele beeld soms verstoort? Gelukkig was er iemand bij de New York Times die deze vraag ook stelde en dat leverde een interessant artikel op. Onderstaande grafiek laat dezelfde balletjesgrafiek als hierboven zien, maar kijkt nu naar alle verkiezingen en kijkt naar de werkloosheid gedurende de hele ambtstermijn. Van een duidelijk verband is dan opeens geen sprake meer…
Die conclusie zie ik overigens op meerdere plekken opduiken: werkloosheid is niet de beste indicator om naar te kijken. Betere resultaten worden bijvoorbeeld behaald door naar de groei in het reëel besteedbare inkomen te kijken, zoals in onderstaande grafiek is gebeurd.
Brood en spelen vrede
Het ziet er solide uit, maar de foutenmarge is (te) groot. In 1952 bijvoorbeeld zat het model er maar liefst 8% naast, een foutenmarge die dan ook de verkeerde voorspelling opleverde. Puur alleen op basis van de economie kom je er niet. Dat was ook de conclusie die Douglas Hibbs trok. Met de toevoeging van slechts één hele simpele variabele wist hij het model een heel stuk te verbeteren: Amerikaanse oorlogsslachtoffers. Zijn model, bekend als het Bread and Peace model ziet er als volgt uit:
Het mooie van deze grafiek is dat hij ook gelijk laat zien wat de voorspelling is als er nu verkiezingen zouden worden gehouden. Uitkomst: Obama is toast.
Is er dan geen hoop meer? Tuurlijk wel, want ook het model van Hibbs is niet onbekritiseerd gebleven. De onvolprezen New York Times nam de moeite om wat extra datapunten aan de grafiek van Hibbs toe te voegen en kwam op deze uitkomst uit. Of de onderliggende getallen allemaal kloppen weet ik uiteraard niet, maar interessant is het zeker.
Meer in het algemeen kun je je afvragen of de kiezer Obama de schuld zal geven van de economische zwakte en de bodycount. Obama begon zijn ambtstermijn op het moment dat de economie in de afgrond viel, terwijl de oorlog eveneens een erfenis van zijn voorganger was. Dat hij er in de drie daarna volgende jaren niet in geslaagd is het economische tij duidelijk te keren is uiteraard niet positief, maar hij kan daarbij ook de schuld bij de Republikeinen leggen, die vanaf 2010 de politieke besluitvorming hebben lamgelegd.
Maakt het uit wie er wint?
Wat dat aangaat is het interessant om te zien hoeveel van zijn ambitieuze Jobs Act zal worden goedgekeurd: ik verwacht er niet veel van. Daarnaast is het uiteraard de grote vraag wie de kandidaat van de Republikeinen zal zijn. Als dat een extreme kandidaat van het Tea Party-type (zeg Bachmann) is - niet waarschijnlijk, maar het kan - dan is Obama allesbehàlve toast.
Maar maakt het eigenlijk wel zoveel uit wie de verkiezingen gaat winnen? Aanhangers van de Presidential Cycle stellen van niet: beurzen doen het altijd goed in het vierde jaar van een ambtstermijn (zie dit verhaal op IEX). Zelf vind ik dat de verkiezingen qua timing onwaarschijnlijk ongelukkig uitkomen, aangezien het betekent dat er de komende 14 maanden totaal geen beleid gevoerd kan worden.
Of er na november 2012 wél weer structureel beleid gevoerd zal gaan worden hangt overigens sterk af van de uitkomst van de Senaatsverkiezingen (33 van de 100 zetels) en de verkiezingen voor het huis van afgevaardigden (alle 435 zetels).