De opkomende markten in Europa en Centraal-Azië groeien, maar sommige landen zijn kwetsbaar vanwege de hoge voedselprijzen. Dat stelde de World Bank tijdens de World Bank/IMF Spring Meetings 2011. “De stijgende voedsel- en energieprijzen kunnen 5,3 miljoen mensen onder de armoedegrens brengen,” zegt Theodore Ahlers, Director of Strategy and Operations voor Europa en Centraal Azië.
De meeste landen groeien sinds 2010 weer, maar met circa 4,5% was die groei veel lager dan in andere regio’s. De vooruitzichten voor 2011-2013 laten slechts een kleine vooruitgang zien. Olie-exporteurs als Azerbeidjan, Kazachstan en Rusland die samen vijftien procent van de totale productie voor hun rekening nemen, profiteren van de hoge energieprijzen. Netto-importeurs als Armenië, Georgië en Moldavië zijn daardoor juist kwetsbaar.
Vooral arme mensen zullen last hebben van de hoge prijzen, die hun koopkracht omlaagbrengen. Met name de voedselinflatie heeft veel effect, aangezien dat een belangrijk deel vormt van het consumptiepakket. Yvonne Tsikata, Director for Poverty Reduction and Economic Management voor dezelfde regio: “In de landen die het meest vatbaar zijn voor armoede was de voedselinflatie in 2010 gemiddeld zeventien procent.” De voedselinflatie was het hoogst in de Kirgizische Republiek (27 procent) en Georgië (23 procent).
Veel landen kampen nog steeds met lage inkomens en een hoge werkloosheid. Als de inflatie blijft stijgen, is meer hulp voor de armen nodig, en externe financiële ondersteuning. Handelsbeperkingen moeten volgens de World Bank worden vermeden, omdat ze lange termijnaanpassingen van de markt verhinderen en de prijsvolatiliteit kunnen verergeren. Gerichte hulp voor de armen heeft de voorkeur.
De voedsel- en energieproductie van deze landen vormt een belangrijk deel van de regionale en globale marten. Samen produceren ze gemiddeld 25% van de tarwe die wereldwijd wordt geëxporteerd. Door meer land te cultiveren en betere productietechnieken te gebruiken, kan de productie worden verdubbeld.