Het is met een vergrootglas zoeken naar een grondstof waarvan de prijs na ruim een maand coronacrisis hoger ligt dan ervoor. Ik ken er eentje: uranium. Toch is dat niet zo ongewoon, want de uraniumprijs staat al enkele jaren extreem laag.
Uit prijsvork gebroken
De kernramp in Fukushima, intussen alweer 9 jaar geleden, zette de uraniumindustrie op zijn kop. Het ene na het andere land zegde nucleaire energie vaarwel en de sector werd overspoeld met spotgoedkope want overbodige kernbrandstof.
Net voor de kernramp kostte een pond uranium nog 70 dollar. Op de top van 2007 was dit zelfs bijna dubbel zo hoog. Tegen 2017 was de prijs gezakt naar minder dan 20 dollar en de daaropvolgende jaren volgde een stabilisatie.
In de 12 maanden tot eind februari schommelde de uraniumprijs tussen 24 en 26 dollar. De voorbije weken brak uranium uit deze nauwe prijsvork en steeg van 24 naar 27,5 dollar. Niet zo spectaculair, maar gezien de marktomstandigheden toch opmerkelijk.
De wederopstanding van uranium wordt al enkele jaren aangekondigd. Kernenergie staat nog steeds in voor 10 procent van de globale elektriciteitsproductie. Wat betreft de productie van schone elektriciteit (zonder CO2-uitsoot) heeft kernenergie zelfs een aandeel van meer dan 30 procent.
Verder blijven met name Azië en verschillende emerging markets, waar de publieke opinie veel minder dan in het westen afkerig is van deze goedkope energiebron, inzetten op kernenergie. Niettemin steeg de uraniumprijs de voorbije jaren nauwelijks.
Van overaanbod…
Een van de oorzaken is dat het overaanbod nog steeds niet is weggewerkt. Een aantal private aanbieders begon al enkele jaren terug met de output drastisch terug te schroeven, maar andere bedrijven uit de sector bleven - vaak met verlies - uranium produceren.
Dit was in bepaalde gevallen uit noodzaak om kasstromen te genereren die de schulden moeten afbetalen. Maar ook staatsbedrijven trokken zich lang weinig aan van de lage prijzen.
Uranium kent een sterke concentratie aan de aanbodzijde, zowel wat de ontginning van uraniumertsen betreft als bij de conversie naar kernbrandstof. Daarbij staan een vijftal bedrijven in voor twee derden van het aanbod.
Bovenop de mijnsluitingen in het kader van vrijwillige productievermindering zijn er recent een aantal gesloten als gevolg van de coronacrisis. Zo sloot het Canadese Cameco vorige maand met Cigar Lake de enige nog producerende uraniummijn van de groep. Cigar Lake was de grootste nog producerende mijn ter wereld met een aandeel van 13% in de globale productie.
In Namibië, de belangrijkste toeleverancier van de Chinese kerncentrales, ligt de productie helemaal stil. Ook in Kazachstan, de grootste uraniumproducent ter wereld, zijn grote delen van het land in lockdown.
…naar deficit
Het primaire aanbod (uit mijnproductie) daalt al sinds 2016 en ligt intussen ongeveer een kwart lager dan de vraag, die momenteel ongeveer 150 miljoen pond per jaar bedraagt. Dit wordt voorlopig nog gecompenseerd door secundair aanbod (recyclage) en door te putten uit de voorraden. Maar volgens de World Nuclear Association zal dit vanaf 2023 niet langer volstaan.
Een langdurige sluiting van de grootste uraniummijnen kan de omslag naar een deficit nog vervroegen. De meeste uitbaters van kerncentrales hebben voor minstens 2 jaar kernbrandstof in voorraad. Deze nutsbedrijven sluiten daartoe langetermijncontracten af met producenten van kernbrandstof.
Het grootste deel van deze contracten loopt af tussen 2021 en 2025 en moet dus de komende jaren worden vernieuwd. De prijs is daarbij van ondergeschikt belang want het aandeel van kernbrandstof in de totale kostprijs voor het runnen van een kerncentrale bedraagt slechts 3 procent.
De producenten van uranium die hun productie hebben stilgelegd, moeten natuurlijk wel nog aan hun leververplichtingen voldoen. Daartoe moeten ze zich ook op de spotmarkt (voor levering binnen de 12 maanden) begeven. Zelfs in het meest pessimistische scenario zal de vraag naar uranium tot 2035 jaarlijks met 1 procent toenemen.
Nog veel onzekerheden
Timing blijft een lastige zaak bij uranium want er hangen nog verschillende onzekerheden rond de markt. Zo lopen de bestaande afspraken tussen Rusland en de Verenigde Staten rond het leveren van uranium eind dit jaar af. Gezien de economische sancties en de geopolitieke ontwikkelingen is een verlenging van deze overeenkomst onzeker.
Daarnaast is er nog het zogenaamde Section 232-onderzoek in de Verenigde Staten. Daarbij probeerden twee Amerikaanse uraniumproducenten een quotaregeling af te dwingen waarin minstens een kwart van alle uranium dat als kernbrandstof in de Verenigde Staten wordt verbruikt ook uit het thuisland afkomstig moet zijn. De Amerikaanse bedrijven trekken de kaart van de nationale veiligheid door erop te wijzen dat lokale voorziening van strategisch belang is.
Op dit moment haalt de VS ongeveer een vijfde van zijn benodigde stroom uit kerncentrales. Daar is 50 miljoen pond kernbrandstof voor nodig. Alleen produceert de VS zelf amper 1 miljoen pond. De rest komt hoofdzakelijk uit Canada, Australië, Rusland en Kazachstan.
Quota komen er voorlopig niet, maar een werkgroep heeft wel het opzetten van een strategische reserve aanbevolen. De impact op de vraag is nog onzeker.
Uranium via investeringsmaatschappijen
Een goede manier om in te spelen op een hogere uraniumprijs is via investeringsmaatschappijen die kernbrandstof aankopen en opslaan met als doel die later tegen een hogere prijs terug te verkopen. Deze bedrijven hebben in tegenstelling tot de uraniumproducenten namelijk geen eigen operationeel risico.
Twee voorbeelden van dergelijke maatschappijen zijn het Canadese Uranium Participation Corp (ticker U.TO) en het Britse YellowCake (ticker YCA.LN). Dat laatste is ook actief in uraniumtrading.
In beide gevallen is de waarde van de hoeveelheid uranium in portefeuille hoger dan de beurswaarde. Anders gezegd, ze noteren met een korting tegenover de Net Asset Value (NAV). In het geval van Uranium Participation Corp. is dit momenteel 10 procent en bij YellowCake zelfs 20 procent.
Met beide aandelen koopt u dus uranium met korting. In betere tijden noteren investeringsmaatschappijen vaak met een premie tegenover de NAV. Aandelen van exploratiebedrijven zijn in de huidige fase van de cyclus nog erg speculatief.