De hype lijkt een beetje over. Een aantal jaren was Thomas Piketty, met zijn idee van een toenemende ongelijkheid in de wereld, niet uit de media weg te denken.
De Fransman oogstte veel lof voor zijn historisch onderzoek naar inkomens- en vermogensverdeling. De toenemende ongelijkheid tussen mensen heeft natuurlijk in de eerste instantie humane aspecten, maar kan ook grote economische en politieke gevolgen hebben.
Later kwam er ook wel kritiek op de juistheid van de door hem gepresenteerde cijfers en de daaraan verbonden conclusies. Dat neemt niet weg dat het de verdienste van Piketty is dat hij de discussie over dit onderwerp (weer) op de kaart zette.
Winner takes all principe
Nu het debat over de inkomens- en vermogensongelijkheid wat geluwd is, zou een tweede Piketty welkom zijn. Eentje die de focus richt op de groeiende financiële ongelijkheid tussen bedrijven.
De afgelopen jaren is een dergelijke ontwikkeling in een rap tempo gaande. Volgens het principe winner takes all slagen met name internetgerelateerde ondernemingen er in machtposities op te bouwen die onaantastbaar lijken. Facebook, Alphabet (Google), Amazon Apple en Microsoft zijn daar de bekende voorbeelden van.
De marktkapitalisatie van deze bedrijven is ongekend hoog. Amazon is een kleine 500 miljard dollar waard, terwijl Apple de kroon spant met een marktkapitalisatie van circa 850 miljard dollar. Daar staan we dan met onze internationale helden als Philips (36 mld) en Ahold (24 mld).
Creëren van behoefte
Het is in de eerste plaats de verdienste van de genoemde succesvolle bedrijven dat ze in deze positie zijn gekomen. De Googles van deze wereld boden producten en diensten waaraan de consument kennelijk een grote behoefte had.
Of sterker, zij creëerden behoeften waar we nog geen idee van hadden dat we die bezaten.
Wie droomde er twintig jaar geleden van op straat, op de fiets en in de trein of auto voortdurend op een beeldschermpje te turen? Zelfs begin deze eeuw wist u nog niet dat u een schreeuwende behoefte aan een dergelijke faciliteit had.
Dominante positie
Ondertussen krijgen deze internetgerelateerde bedrijven een steeds dominantere positie. Dat uit zich bijvoorbeeld in zorgen over privacy gegevens, die veel van deze bedrijven (ongemerkt) van ons bezitten. Daar wordt al veel aandacht aan besteed en naar oplossingen wordt gezocht.
Maar een ander probleem wordt mogelijk de gigantische financiële macht die deze ondernemingen verkrijgen en nu al bezitten. Vanwege het winner takes all principe bouwen succesvolle (internet)ondernemingen monopolieposities op die tot de daarbij behorende monopoliewinsten leiden.
Natuurlijk profiteren daar in de eerste plaats de aandeelhouders van, met mooie koerswinsten voor de betreffende aandelen. Het zij ze van harte gegund, hoewel Piketty I daar natuurlijk problemen mee heeft. Maar aan de andere kant gruwen liberalen, zoals ik mezelf beschouw, van dergelijks machtsposities van bedrijven.
Monopoliebedrijven
Omdat bij de monopoliebedrijven het geld tegen de fraaie plinten klotst, zijn ze op zoek naar rendabele investeringen in belendende sectoren. Recentelijk zagen we dat met de overname door Amazon van Whole Foods. Die actie zette de gehele (fysieke) retailsector op zijn kop en de koersen van traditionele bedrijven in deze sector kelderden.
Amazon startte direct met flinke prijsverlagingen van producten van zijn nieuw aangekochte supermarktketen. Mogelijk is dat bedrijfsmatig te verantwoorden en de consument profiteert in eerste instantie. Maar het is niet onwaarschijnlijk dat de prijsverlagingen doorgevoerd kunnen worden, alleen maar vanwege de diepe geldzakken van de online retailer.
In dat laatste geval is er sprake van oneerlijke concurrentie en kan Amazon een poging wagen ook in de fysieke retailsector een monopoliepositie te verwerven. Dat proces wordt nog eens versterkt door de enorme koersstijgingen van de aandelen.
Daardoor deze bedrijven goedkoop geld hebben hun uitbreidingsactiviteiten gemakkelijk te financieren. Bij een dergelijke verdergaande ontwikkeling blijft er een (wereld)economie over waar slechts een beperkt aantal bedrijven over enorme monopoliemacht beschikt.
Schrikbeeld
Dat is een schrikbeeld, maar misschien is dit niet anders dan de discussie in de laatste decennia van de vorige eeuw. Toen drukten de supermarktketens, die nu zelf zo bedreigd worden, de kleine zelfstandige bakker en slager uit het straatbeeld. Dat heeft ook tot enorme maatschappelijke veranderingen geleid, maar heeft aan de andere kant daardoor per saldo wel voor meer welvaart gezorgd.
Toch is er een verschil met de discussie van destijds. De dreigende monopolie posities van grote ketens kon door nationale wetgeving op zijn minst voor een deel gemanaged worden. Maar op de toenemende (financiële) machtpositie van internetbedrijven heeft de nationale politiek nauwelijks invloed. Internationale aanpak is moeizaam, want de VS zal de positie van deze voornamelijk Amerikaanse bedrijven willen verdedigen.
We hebben een nieuwe Piketty nodig die in historisch perspectief het verloop van de ongelijkheid tussen bedrijven onderling in kaart brengt en de economische gevolgen analyseert. Zolang dat onderzoek niet voorhanden is, maak ik mij zorgen of de huidige ontwikkeling niet de nekslag wordt voor (fysiek) opererende bedrijven en we een te grote monopolie dominantie van slechts enkele hightech bedrijven gaan zien.