De positie van de grote farmaceuten kalft af, ten gunste van de biotechbedrijven.
Farmaconcerns hebben moeite de hoge groeipercentages van de afgelopen jaren vast
te houden, nu de pijplijnen leeg raken en kaskrakers patentbescherming verliezen.
Lucratieve opvolgers zijn op korte termijn niet voorhanden. De portefeuilles van de biotech-industrie daarentegen puillen uit en worden hoe langer hoe meer ook het levensbloed voor de farma-industrie zelf.
De afgelopen tijd vonden er daarom veel allianties en overnames plaats tussen
de oude, belegen farmabedrijven en de jonge, frisse biotechondernemingen.
Vorig jaar bedroeg het aantal allianties 502, terwijl dit er bijvoorbeeld in 1993 slechts 69 waren. Tussen biotechbedrijven onderling vielen er vorig jaar maar liefst 750 samenwerkingsverbanden te noteren.
Miljardenmarkten
De biotech heeft straks
de farma niet meer nodig, maar andersom niet. De traditionele medicijnbedrijven zien dit ook en verschuiven hun aandachtsgebieden. Dit heeft ook te maken met strengere regelgeving van de Amerikaanse toezichthouder, de Food & Drug Administration (FDA).
Tot dusverre richten veel farmabedrijven
zich op miljardenmarkten zoals allergieën, hoge bloeddruk en cholesterolverlaging. Deze zijn nu echter minder lucratief geworden. Zo zijn er
vandaag de dag gemiddeld minstens 4500 patiënten nodig om deze
medicijnen in de laatste ontwikkelingsfase te testen, voordat ze op de markt
worden toegelaten.
Twintig jaar geleden waren voor deze testen nog geen 1500 patiënten nodig.
Het grotere aantal benodigde vrijwillers om een medicijn te testen
is nodig om zoveel mogelijk bijwerkingen uit te sluiten. Elk middel heeft
bijwerkingen en deze verschillen sterk per persoon.
Huiduitslag en hoofdpijn
Terwijl de een nergens last van heeft, kunnen bij de
ander vervelende dingen optreden zoals huiduitslag, hoofdpijn en soms nog erger.
Vooral de laatste jaren wil de FDA meer onderzoeksresultaten hebben over deze
bijwerkingen. Hierdoor duurt het ook zo lang, voordat een nieuw middel tegen
bijvoorbeeld hoge bloeddruk op de markt komt.
Een van de redenen waarom de FDA meer onderzoek wil naar bijwerkingen, heeft
te maken met een aantal gevallen waarbij goedgekeurde medicijnen alsnog
van de markt zijn gehaald. Door de bijwerkingen stierven er zelfs mensen. Een recent voorbeeld is het pijnbestrijdingsmiddel Vioxx van Merck.
Dit middel bracht jaarlijks miljarden in het laatje, maar leverde in een paar
gevallen dodelijke hartproblemen op. Het gevolg was dat Vioxx accuut van de markt werd gehaald en dat Merck nu zit opgescheept met schadeclaims die ook weer in de miljarden lopen... Hoezo is farma minder risicovol dan biotech? Misschien is het juist wel andersom.
Voorzichtige verzekeraars
Daar komt bij dat de verzekeringskosten van dure medicijnen
de pan uitrijzen. Veel verzekeringsmaatschappijen zijn niet meer bereid
om voor pillen tegen te hoge bloeddruk of een te hoog cholesterolgehalte het volle
pond uit te keren. Het gebruik van generieke medicijnen
wordt gestimuleerd, waardoor deze veel concurrerender worden.
Kortom, farmabedrijven kijken niet meer automatisch naar de markten met
huis-, tuin- en keukenziekten. Farmaconcerns als Eli
Lilly en Wyeth richten hun research op aandoeningen zoals
kanker, multiple sclerose of Alzheimer - meestal ook in de vorm van overeenkomsten
met biotechbedrijven.
In tegenstelling tot de veel voorkomende ziektes, zijn de medicaties tegen
kanker buitensporig duur. Deze middelen worden echter wel volledig vergoed door de verzekeringsmaatschappijen. Hierin
is ook minder concurrentie en per saldo is deze sector daarom interessant
voor farmabedrijven.
Gezocht: biotech-partner
Bij het ontwikkelen van dergelijke medicijnen heeft de farma daarom de
biotech zeker als belangrijke partner nodig. Interessante samenwerkingen zijn er onder
meer tussen Eli Lilly en Amylin op het gebied van diabetes. De laatste staat
op het punt om het middel Byetta op de markt te brengen.
Dit is een middel voor suikerpatiënten,
die nog niet afhankelijk zijn van insuline. Een andere interessante samenwerking is die tussen OSI en Genentech.
OSI heeft bij de FDA het middel Tarceva ingediend tegen alvleesklierkanker. Deze week wordt hier meer nieuws over verwacht.
Dit middel is overigens al op de markt tegen longkanker. De koers van OSI is de afgelopen tijd ingezakt, omdat de verwachtingen
niet hooggespannen zijn. Een positieve verrassing kan de koers daarom veel
hoger zetten. Al met al is het zonneklaar dat de farma de biotech
hard nodig heeft.
0% of 40%?
De hamvraag voor u als belegger is natuurlijk in welke aandelen u uw geld moet steken: in farmaconcerns, of die van hun biotech-partner? Uw keuze
is afhankelijk van uw risicoprofiel. De koers van het biotechbedrijf
laat bij de aankondiging een forse stijging zien, terwijl die van
het farmabedrijf vaak dichtbij huis blijft.
Een mooi recent voorbeeld is de aankondiging van Glaxosmithkline
dat ze gaat samenwerken Alnylam op het gebied van RNAi. De koers
van Glaxo bewoog amper op het nieuws, terwijl Alnylam direct een stijging
van 40% liet zien. Aan u de keuze...
Marcel Wijma is directeur van Van Leeuwenhoeck Research (VLR), een onafhankelijk researchinstituut in de Life Sciences sector. VLR is onderdeel van de Mello Life Science Group. Op dit moment heeft Wijma geen beleggingen in beursgenoteerde aandelen in Nederland. De informatie in deze column moet niet gezien worden als een professioneel beleggingsadvies, of als een aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen. Het betreft hier de mening van een onafhankelijke partij, zodat er als zodanig geen verantwoordelijkheid kan worden genomen voor de actie van anderen. Uw
reactie is welkom op wijma@iex.nl