De huidige crisis in de eurozone is veroorzaakt door een gebrek aan concurrentiekracht van de PIIGS (Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje), aldus economen en politici. Nu is dit al een verbetering ten opzichte van de inzichten die in 2010 de ronde deden maar het is helaas nog steeds niet waar het echt om moet gaan.
Er zijn naar mijn mening dan ook twee goede redenen waarom de focus op concurrentiekracht niet de nu zo broodnodige oplossing zal zijn.
1. Langetermijnoplossing werkt niet voor een urgent probleem. Het is juist dat een betere concurrentiepositie ervoor kan zorgen dat er meer verdiend wordt en dus dat schulden dan beter betaalbaar (en eventueel draagbaar) worden.
Maar het verbeteren van de concurrentiekracht is niet iets wat een overheid zo maar in een jaar, of zelfs in een paar jaar, kan bewerkstelligen. De PIIGS moeten dan veranderingen doorvoeren die heel veel tijd (en geld) kosten:
- Het educatiesysteem geheel vernieuwen kost niet alleen veel tijd, het kost nog meer tijd voor er afgestudeerden nieuwe stijl worden afgeleverd.
- Het juridische systeem moet verbeterd worden. Dat betekent nieuwe wetten invoeren, oude wetten schrappen, snellere rechtsgang, digitalisering van administratie, versimpeling van de procedures, et cetera. Dit proces kost niet alleen veel tijd maar treft ook een culturele en politieke machtsdimensie.
Een juridisch systeem vindt vaak haar oorsprong uit de nationale cultuur; het is immers cultuur wat bepaalt wat wel en niet is toegestaan. De wetgevende instanties en de personen die daar werken zijn zeer nauw verbonden met de politiek waardoor deze groep zich niet makkelijk laat hervormen.
- De arbeidsmarkt moet geflexibiliseerd worden, maar daar liggen vaak sterke vakbonden dwars, die alsmaar groter worden door de oplopende werkeloosheid. De politiek zal deze kiezers niet in het harnas willen jagen met het versoepelen van de ontslagprocedures, het verlagen van het minimumloon, en zo verder.
Verbeteringen op dit vlak zijn voor ieder democratisch land altijd een lang, moeizaam en verre van succesvol proces geweest.
2. Concurrentiekracht verbeteren is moeilijk in een democratie en zeker in Europese Monetarie Unie. Ik kan zo nog wel even doorgaan maar het punt is duidelijk: het verbeteren van de concurrentiekracht van de PIIGS (eigenlijk zou ik hier België en Frankrijk aan toe moeten voegen...) kost enorm veel tijd en is een uiterst moeizaam en kostbaar proces.
In een democratie is het verbeteren van de concurrentiekracht zeer moeilijk, zo niet onmogelijk. Daarom verkiezen veel landen er normaliter voor om hun munt te devalueren (goedkoper te maken), maar de PIIGS kunnen dit niet want ze hebben de euro en de Europese Centrale Bank bepaalt wat er gebeurt, niet de PIIGS.
Ik moet hier trouwens opmerken dat devaluatie geen echte oplossing is; het enige wat een land doet is zich (tijdelijk) goedkoper maken. Innovatie, educatie, het juridische systeem, et cetera verbeteren helemaal niet of nauwelijks hierdoor; het probleem blijft dus bestaan.
Kortom, de problemen van nu zijn van de hoogste urgentie terwijl het verbeteren van de concurrentiekracht een langetermijnoplossing is.
Schuld is het probleem
Het echte probleem is nu dat er te veel schuld in het systeem zit. Een groot gedeelte van deze schuld is ook nog eens van slechte kwaliteit. Alhoewel een verbetering in concurrentiekracht een land kan helpen om schulden af te betalen kan het verleden niet genegeerd worden.
De kredieten die door de overheden, bedrijven en particulieren zijn genomen zijn veelal verkeerd geïnvesteerd en/of geconsumeerd. Stompzinnige vastgoedprojecten, consumptieve kredieten, dubbele hypotheken, en zo verder hebben ervoor gezorgd dat overheden, bedrijven en particulieren geen/ of nauwelijks extra toekomstig inkomen hebben gegenereerd aan deze leningen maar wel extra toekomstige uitgaven (rente plus aflossing).
Banken zijn dus nu opgezadeld met een hele berg aan slechte leningen, die steeds vaker door omstandigheden (stijgende werkeloosheid, staatsbezuinigingen, lagere consumptie, minder nieuwe kredieten, et cetera) door de mand vallen.
Van bank naar staat
PIIGS-banken hebben dan staatshulp nodig, de staat krijgt hierdoor steeds meer schulden op haar balans terwijl belastinginkomsten, door de economische malaise, dalen. De markt maakt zich zorgen hierover en dumpt de PIIGS en alles wat schulden heeft uitstaan aan deze groep, waaronder onze eigen banken (en Duitse en Franse banken).
Op een gegeven moment gaan de PIIGS defaulten en dan mag onze staat onze banken overnemen, enfin u begrijpt de rest van het verhaal.
They can’t handle the truth
Het moeten afschrijven op slechte schuld is onontkoombaar, maar het probleem is dat het te veel pijn gaat veroorzaken (met name in de kern van de eurozone). Helaas is toegeven dat ze iets fundamenteel fout hebben gedaan niet een van de kenmerken van de meeste beleidsbepalers; het nemen van pijn (consequenties) net zo min.
In plaats daarvan gooien ze de marketingmachine aan en houden ze allerlei eurotoppen waar besloten wordt om de concurrentie te verbeteren en de overheidstekorten in te perken (dus er mag nog steeds een overheidstekort zijn, alleen niet zo veel meer. Niets over daadwerkelijk aflossen van schuld).
Intussen, achter de coulissen, wordt de Europese Centrale Bank onder druk gezet om geld te printen en zodoende wat inflatie te veroorzaken om de schuldenlast draagbaar te maken. Maar de geschiedenis is bezaaid met voorbeelden waar dit soort monetaire fratsen vaak gigantisch fout aflopen.
Gouden toekomst?
De goudbelegger weet dit ook en dit is ook goed te zien op een langetermijngrafiek van de goudprijs. Maar net als in de minicrash van oktober 2011, is er bij paniek in eerste instantie een negatieve reactie in goud.
Superbelegger Jim Rogers denkt bijvoorbeeld dat we eerst nog 1200 dollar kunnen gaan zien voordat de prijs verder zal stijgen naar nieuwe hoogten. Deze eventuele correctie in goud kan dus weer een mooi instapmoment betekenen voor de goudbelegger.