De grootst ETF’s zijn niet per se het goedkoopst, maar waren er gewoon het snelst bij. Reuters-blogger Felix Salmon geeft zijn visie op de markt. Het lijkt logisch dat bij ETF’s er uiteindelijk een grote winnaar is. De uitgaven stijgen namelijk veel minder snel dan de activa, wat betekent dat hoe groter het fonds, hoe goedkoper. Het blijkt dat in veel categorieën een ETF het gros van de markt in handen heeft.
Vanguard in de aandelenmarkt, Market Vectors bij edelmetaal en iShares in TIPS en ‘investment grade’ obligaties. Uit bovenstaande redenatie kan men opmaken dat deze fondsen logischerwijs aanzienlijk goedkoper zijn dan de concurrent, wat hun dominantie weer kan verklaren. Dat geldt echter alleen voor de categorie edelmetaal. Binnen de aandelenmarkt is het Vanguard VTI fonds (marktaandeel 95%) met een fee van 0,06% extreem goedkoop, maar de kleine Schwab US Broad Market ETF (0,46%) vraagt precies hetzelfde percentage.
De goedkoopste ‘investment grade’ obligatie ETF is de Vanguard Long-Term Corporate Bond ETF (0,14%). Deze heeft echter een marktaandeel van slechts 2,3%. iShares kost 1 basispunt meer, maar bezit 90% van de markt. In de categorie TIPS vragen alle grote ETF’s – iShares, Pimco en SPDR – 0,20%, maar is iShares veruit de grootste (89%).
Alle ETF’s zijn groot genoeg en daarmee een veilige keuze, in tegenstelling tot kleine, niet-liquide ETF’s die gemakkelijk ondermaats kunnen presteren. Toch is een grote ETF altijd veiliger dan een kleinere. Salmon vermoedt dat al deze fondsen profiteren van het ‘first-mover advantage’. Hun concurrenten zouden heel goed verlies kunnen lijden op hun poging met de grote jongens te concurreren. Volgens Salmon is er geen reden voor een van de kleinere ETF’s te kiezen. In de toekomst is het goed mogelijk dat de grote fondsen verder van het schaalvoordeel profiteren, terwijl de kleine fondsen mogelijk niet langer proberen te concurreren en de prijzen omhoog doen.