Het Westen kijkt ongetwijfeld met enige jaloezie naar de fors groeiende Chinese economie. Waar in Nederland de vlag uitgaat bij een groei van de economie van 2%, weet China groeipercentages vast te houden die tegen de 7% aanschurken. Hoe doen ze dat toch, in dat reusachtige land met bijna 1,4 miljard zielen?
Economisch wonder?
Welnu, allereerst natuurlijk door hard te werken. Heel erg hard zelfs: de gemiddelde Chinees werkt 2.200 uur per jaar, in de EU ligt het aantal uren op slechts 1.650. Dat krijg je ervan als de meeste bedrijven op zondag alweer beginnen te draaien: een volledig weekend is voor slechts 22% van de Chinese werknemers beschikbaar.
Toch vertelt dat niet het hele verhaal. Zeker, de Chinese overheid is dominant aanwezig in de economie en houdt de touwtjes veel strakker in handen dan in het Westen. Dat heeft, naast de nodige nadelen, ook enkele niet te onderschatten voordelen. Maar ook dat maakt niet het verschil tussen een economische groei van circa 2%, of 7%.
Wie wat dieper in de cijfers duikt, ziet een zorgelijke ontwikkeling: de groei wordt voor een aanzienlijk deel gevoed door oplopende schulden. En dan niet zozeer bij de Chinese overheid, maar wel bij particulieren en (vooral) het bedrijfsleven en banken.
Schuldenberg vormt risico voor mondiale economie
Vooropgesteld: de schuldenlast van de Chinese overheid is, zeker afgezet tegen landen als bijvoorbeeld Italië, Portugal en Frankrijk, een lachertje: 40% van het bbp in 2018, oplopend tot naar verwachting 45% in 2020. Dat is goed behapbaar.
Maar dat geldt niet voor de schuldenlast die zichtbaar is bij huishoudens en het bedrijfsleven, en in het verlengde de Chinese banken. Ook nog een dingetje: de schuld van 40% van de Chinese overheid bevat niet de schuld van lokale overheden.
Chinese huishoudens hebben, sinds de start van de crisis in 2008, hun schulden zien oplopen van 80% van het bbp tot 175%. Het Chinese bedrijfsleven doet het zo mogelijk nog slechter: de schattingen lopen uiteen van 185% tot boven de 200%.
Schaduwbankieren
Dat geld wordt vooral geleend van banken. Vooralsnog weet het Chinese bedrijfsleven de rente nog wel op te hoesten, maar aflossen op de hoofdsom is veelal al niet langer haalbaar.
Wie leent, moet rente betalen én aflossen. Het trucje wat nu al veelvuldig wordt toegepast: doorrollen van de lening, tegen gunstiger voorwaarden waarbij geregeld ook eventuele achterstanden in rentebetalingen bij de hoofdsom worden opgeteld.
De nieuwe leningen die dan ontstaan, ogen weer gezond (lees: geen betalingsachterstand). Ook een manier om non-performing loans uit de boeken te krijgen natuurlijk.
Schaduwbankieren maakt zaken onoverzichtelijk:
IMF uit zich in scherpe bewoordingen
Nu zijn de zorgen van beleggers over China’s op kredietgroei gebaseerd economische expansie niet nieuw. Het IMF meende echter eerder deze maand de stormklok te moeten luiden en liet zich in verrassend scherpe bewoordingen uit over het onhoudbare groeimodel van Beijing. De schuldenlast stijgt te snel, is al te groot en het bankwezen is inmiddels tot ongezond grote proporties (ruim drie keer het bbp) gegroeid.
Voor beleggers geldt dat het verstandig is met een schuin oog naar de financiële ontwikkelingen in China te kijken. De Chinese overheidsschuld in buitenlandse handen is relatief laag (circa 13%), maar Westerse banken hebben wel een fors bedrag aan leningen uitstaan aan China: circa 660 miljard dollar. Vooral Britse en Amerikaanse banken hebben aardig wat exposure aan China.
Belangrijker echter dan de Westerse exposure aan Chinese leningen, is dat als China financieel gezien in zwaar weer komt, dit mondiale gevolgen zal hebben. En daar zit uiteraard helemaal niemand op te wachten. De meest interessante vraag, wanneer knapt de kredietzeepbel, valt helaas nog niet te beantwoorden.
Disclaimer: niet van toepassing.