De toegevoegde waarde van beleggingsfondsen als industrie wordt nog al eens ter discussie gesteld. Dat is prima. Als u uw geld aan een fondsbeheerder toevertrouwt, dan wilt u er op kunnen vertrouwen dat uw geld in goede handen is.
De kern van de vraag is in feite dan ook: hoe goed is uw fondsbeheerder? Morningstar
geeft daar een aardige indicatie van, hoewel het vaak gespecialiseerde fondsen
of sectorfondsen met rugwind zijn die bovenaan de lijstjes staan.
Twee onderzoekers van Yale University, Martijn Cremers en Antti Petajisto, deden onderzoek naar de prestaties van 900 Amerikaanse beleggingsfondsen over de periode 1990-2003.
Die fondsen lieten, na aftrek van kosten, een underperformance van -0.33%
zien ten opzichte van hun benchmarks. Zonder kosten was er wel sprake
van toegevoegde waarde: 1,11% outperformance.
Active share
De toegevoegde waarde van de fondsbeheerders, die echt niet uit hun neus zaten te eten, ten opzichte van indexbeleggen werd volledig gesoupeerd door de kosten. Cremers en Petajisto hebben die 900 fondsen daarna opgedeeld in vier categorieën:
Benchmark huggers (beheerders die strak tegen de index aanschurken),
Factor betters (fondsbeheerders die grotere bets op thema's,
regio's of sectoren nemen),
Concentrated stockpickers (beheerders met weinig fondsen en grote overwegingen),
Diversified stockpickers (veel fondsen, veel kleine overwegingen op
aandelenniveau).
Om tot die categorieën te komen hebben de onderzoekers een andere maatstaf
genomen dan de tracking error (de mate waarin de performance van een
fonds afwijkt van die van de benchmark). Zij kwamen met het ei van Columbus:
active share. De mate hiervan wordt bepaald door een optelsom van alle
overwegingen in de portefeuille.
Zoek de verschillen
Per saldo is de som van overwegingen minus de som van onderwegingen nul, maar Cremers en Petajisto kijken alleen naar het saldo van de overwegingen. Bij de indexknuffelaars is die extreem laag, bij de echte stockpickers veel hoger. Op die manier werden de 900 fondsen opgedeeld en werd het rendement per groep vergeleken.
Wat blijkt? Na aftrek van kosten was het totaalrendement ten opzichte van
de benchmark zoals gezegd -0,33%. Per groep komen
er echter interessante verschillen aan het licht:
Diversified stockpickers: +0,91%,
Concentrated stockpickers: +0,85%,
Benchmark huggers: -0,97%,
Factor betters: -2,00%.
Bijpraten
Actieve beheerders voegen écht waarde toe, dat wil zeggen: de stockpickers.
De fondsbeheerders die gokken op sectoren, landen of gebeurtenissen blijken
de plank te vaak mis te slaan. Het beste komen de diversified stockpickers
uit de bus. De beleggers met een gespreide portefeuille, met een normale tracking
error, maar hoge active share.
Te ingewikkeld? Kom naar de Dag
van de Belegger. Dan praat ik hier verder over door met Jaap van Duijn
(voormalig sector better van Robeco)
en Rolf Stout (Fortis
Obam die wél in staat blijkt factorbetten goed te combineren met diversified
stockpicking). Het voorbeeld van Stout geeft al aan dat de onderverdeling
soms moeilijk is.
Cremers en Petajisto hebben de fondsengroep een beetje moeten opdelen met de rechte lijnen waarmee Afrika ooit gekolonialiseerd werd. Maar de conclusie staat voor mij, als diversified stockpicker, desondanks fier overeind.
Jorik van den Bos is beheerder van het Orange
European Largecap Fund en het Friesland
Bank Aandelen Fonds. Van den Bos’ columns zijn geschreven op persoonlijke
titel. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies
of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen.