So while we have made considerable progress, there is still much work to be done. Dat is de laatste zin uit zomaar een toespraak (congres International Capital Market Association) van zomaar een bestuurslid (Benoit Coeuré) van de ECB. Het is de bekende dooddoener om aan te geven dat oplossingen voor het betreffende probleem nog lichtjaren verwijderd zijn. In dit geval ging het om de weg naar de Europese bankenunie, die kennelijk nog een lange is.
Dat verbaast natuurlijk niet. In de Europese Unie heeft elk land zijn eigen banksysteem met specifieke karakteristieken en een lange historie. Duitland heeft een zeer gediversifieerd bankenlandschap met een grote hoeveelheid kleine en coöperatieve financiële instellingen. Geheel anders dan de Nederlandse situatie met een beperkt aantal grotere banken. Naast de structuurverschillen is er uiteraard onderscheid in de financiële gezondheid, waarbij Spaanse en Italiaanse banken in negatieve zin uitblinken.
Het is een heidens karwei om over dit geheel goed toezicht te houden. Toch ligt het in de bedoeling dat er centraal Europees toezicht gaat komen via het Single Supervisory Mechanism. De ECB wordt hiervoor verantwoordelijk, maar alvorens dit geëffectueerd gaat worden moet er nog veel gebeuren, zoals Benoit Coeuré al aangaf. De banken die onder het centrale toezicht gaan vallen, krijgen een risico-onderzoek van de toezichthouder, moeten een stresstest ondergaan, en hun balansen worden gecontroleerd.
Vangnet
Banken die onvoldoende gekapitaliseerd zijn moeten extra geld aantrekken. Als dat niet via de vrije kapitaalmarkt gaat, komt er ondersteuning. Het liefst uit het land waar het bankprobleem zich voordoet, maar eventueel direct of indirect via de EU. Ik neem aan dat deze risico-analyse van de ECB tot een aanzienlijke vraag naar kapitaal vanuit het bankwezen zal leiden.
Om nieuwe onrust op de kapitaalmarkt te voorkomen, moet de politiek klaar staan met vers kapitaal om zwakke banken te ondersteunen. Ik verwacht dat de politiek daar wel uit zal komen. Maar het blijft onbevredigend dat de belastingbetaler voortdurend als laatste vangnet moet optreden.
Dat geldt ook als het onverhoopt mis mocht gaan met een bank. Via het Single Resolution Mechanism wordt de afwikkeling van een systeembank in problemen geregeld. Daarbij zijn eerst de aandeelhouders en ander risicodragend kapitaal de klos. Vervolgens dragen de obligatiehouders de lasten. Ook de depositohouders zullen een duit in het zakje moeten doen, maar zij krijgen wel een preferente positie boven obligatiehouders. Als dat nog steeds onvoldoende geld oplevert, komt de overheid om de hoek kijken en past de belastingbetaler het resterende tekort bij.
In de afgelopen jaren hebben we gezien hoe ontzettend moeilijk het is goed toezicht te houden. De omvang van de kredietcrisis is in eerste plaats toe te schrijven aan falend toezicht. Ook in eigen land zien we dat het geen gemakkelijke opgave is een goede controle op het bankwezen te houden. De gang van zaken rond DSB, de overname van ABN Amro en de ondergang van SNS zijn sprekende voorbeelden. Zelfs binnen de bancaire instellingen faalt het toezicht. De problemen binnen Rabobank spreken wat dat betreft boekdelen.
Niet systeemrelevant
Hoe goed het Europese toezicht ook georganiseerd gaat worden, het gaat niet lukken een systeem te ontwikkelen waarbij financiële ongelukken zijn uitgesloten en de belastingbetaler weer nadrukkelijk in beeld komt als redder. Daarvoor is de financiële sector eenvoudigweg te complex. Daarom moet er een radicale wijziging komen in de structuur van het bankwezen. Naar mijn idee moet er zo snel mogelijk een internationale, maar als dat niet lukt uitsluitend een Europese Glass-Steagall Act komen.
Dat betekent dat universele banken moeten worden gesplitst in een veilige, eenvoudige en transparante retailbank en een complexere en met veel risico omgeven investment bank. Nu is er een grote hoeveelheid systeembanken waarin beide zaken gecombineerd worden. Dat is alsof vlak naast een gascentrale een vuurwerkfabriek wordt geplaatst. Daardoor ontstaat een uiterst gevaarlijke en complexe situatie, die zelfs met verstikkende regelgeving en toezicht slecht onder controle kan worden gehouden. Dat werkt dus niet.
De nieuwe veilige en eenvoudige retailbanken zijn systeemrelevant en vergen streng toezicht. Dat toezicht is relatief veel makkelijker te organiseren. Beleggen in dergelijke banken levert weinig rendement op, maar heeft ook een navenant laag risico. De investment banks vereisen veel minder toezicht. Daar zijn de aandeelhouders, die het risico dragen, de werkelijke toezichthouders. Zij krijgen daarvoor betere rendementsperspectieven als beloning. Een omvallende investment bank is jammer voor deze aandeelhouders, en andere direct belanghebbenden, maar kost de belastingbetaler geen geld omdat ze niet systeemrelevant zijn.
Het uiteentrekken van universele banken is geen gemakkelijke opgave. Echter, alleen als we die weg inslaan, kunnen we met overtuiging zeggen dat er veel vooruitgang in het beheersbaar maken van het financiële systeem wordt geboekt. Met natuurlijk wel de kanttekening dat er nog een hoop werk moet worden verricht.