Moeten houders van staatobligaties meebetalen aan de eventuele ondergang van EU-lidstaten. Ik schreef daarover een aantal columns en nam het op voor de obligatiehouder. Maar niet iedereen denkt er zo over. Collega IEX-columnist Lukas Daalder bracht zijn standpunt onlangs helder naar voren.
De aardige woorden aan mijn adres waarmee hij zijn column begint, zijn overigens geheel wederzijds. Maar nu ter zake. Lukas haalt naar voren dat in het verleden ook overheden failliet zijn gegaan op de binnenlandse schuld. Geen obscure dictatoriale staatjes, maar landen als Denemarken en het Verenigd Koninkrijk. Dat ontken ik ook niet.
Er is zelfs een interessant geval aan het rijtje wanbetalers toe te voegen. In 1801 werd op de Nederlandse staatsschuld, weliswaar op last van Napoleon, de rentebetaling tot slechts éénderde teruggebracht (tiërcering), en zelfs een aantal jaren stopgezet. Landen gaan soms failliet en ook obligatiehouders zijn dan de klos.
Zure vruchten
Maar dat is mijn punt niet. Mijn stelling is dat in een democratie de burgers verantwoordelijk zijn voor het beleid van de politici. Als dat een succesvol beleid is, dan profiteren zij daarvan en worden de verantwoordelijke politici beloond. Faalt het beleid dan plukken de burgers, in ieder geval in hun rol als belastingbetaler, de zure vruchten.
Hopelijk zullen diezelfde burgers dan met de verantwoordelijke politici afrekenen. Via de stembus uiteraard. Belastingbetalers zijn de eerst- en hoofdverantwoordelijke als het gaat om het falen van beleid.
In mijn column ageerde ik tegen de heersende gedachte alsof het onterecht is dat de belastingbetaler voor de financiële ellende moet opdraaien terwijl de obligatiehouder buiten schot blijft. Naar mijn idee is dat wél de juiste volgorde. Nu kun je redeneren, zoals Lucas doet, dat de Europese belastingbetaler niets met de fratsen van de Ieren van doen hebben.
Lang beschermd
Bovendien kan de Europese burger de Ierse politici niet ter verantwoording roepen. Dat is een feitelijk juiste constatering, maar de Europese Unie is niet uit de lucht komen vallen. Het is het resultaat van een langdurig politiek proces, gebaseerd op eerder democratische besluitvorming.
Daaruit vloeit logischerwijs voort dat de burgers van Europa de resultaten van dit proces zelf moeten dragen. In de eerste plaats natuurlijk de belastingbetaler in Griekenland en Ierland. Maar als het niet anders kan, dan ook de belastingbetalers in andere Europese landen.
Het is te vergelijken met de lokale overheden die in Nederland geld lenen. Formeel kunnen ze natuurlijk failliet gaan, maar in de praktijk gebeurt dat niet. Bij problemen lost de landelijke politiek deze op, bijvoorbeeld door de gemeente de artikel 12-status te geven. Mijn columns schreef ik niet alleen omdat ik het redelijk vind dat obligatiehouders zo lang mogelijk beschermd moeten worden.
11% rendement
Het is naar mijn overtuiging ook in het belang van de EU en de afzonderlijke lidstaten. Beleggers in staatsobligaties zijn geen speculanten. Dat het falende EU-beleid uiteindelijk speculerende beleggers heeft aangetrokken (ik kocht ook Griekse staatleningen met 11% rendement!) is een andere zaak.
Beleggers in staatsschuld, zoals banken, pensioenfondsen en verzekeraars, nemen genoegen met de laagst mogelijk rente in de rekenschap dat het veiligheid geeft. Als deze groep wordt geconfronteerd met een default, dan zal het land gedurende zeer lange tijd niet meer kunnen lenen tegen aanvaardbare rentetarieven.
Het is rampzalig voor de financieel-economische ontwikkeling als risicomijdende beleggers staatsobligaties niet meer kunnen vertrouwen. Het is in het belang van, in dit geval, de EU zich verre te houden van faillissementen op staatsschuld.
Lachende derde
Clausules die obligatiehouders erop attenderen dat zij deel kunnen gaan uitmaken van eventueel toekomstig herstructurering van schuld zijn wat mij betreft uit den boze. De Amerikanen zullen in dit geval de lachende derde zijn. Er is nu veel wantrouwen tegen de verschillende lidstaten en de manier waarop met individuele staatsschuld zal worden omgegaan.
Dat komt niet meer goed. Er moet een oplossing komen en die is aangegeven door de Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker. De EU moet zijn financiering regelen via een centraal instituut. Dan komt er een grote Europese markt van staatsobligaties, die kan concurreren met de Amerikaanse.
Dat zal leiden tot lagere liquiditeitspremies en dus rentevoordelen voor alle Europese staten. Het centrale instituut leent het geld dan weer uit aan de individuele lidstaten, waarbij een rentedifferentieel wordt toegepast op basis van bijvoorbeeld de omvang van het tekort en/of de hoogte van de staatsschuld.
Op deze wijze kunnen landen als Nederland en Duitsland, net als nu, tegen de laagste rentetarieven lenen. En bovenal, met het centraal financieringsinstituut behoort discussie over het mogelijke faillissement van de afzonderlijke landen tot het verleden. Dat is jammer voor de polemiek tussen columnisten, maar er is vast weer een nieuw interessant onderwerp.
Marcel Tak is zelfstandig beleggingsadviseur en was hiervoor werkzaam op het ministerie van Financiën. De informatie in deze column is niet bedoeld als professioneel beleggingsadvies of als aanbeveling tot het doen van bepaalde beleggingen.