Het geeft enige commotie, de aankoop van de twee Rembrandt-schilderijen. Voor de huwelijksportretten van Maerten Soolmans en Oopjen Coppit wordt 160 miljoen euro betaald, waarvan de belastingbetaler 80 miljoen euro voor zijn rekening neemt.
Plus mogelijk nog het een en ander aan belastingvoordelen voor rijke particulieren, die 67,5 miljoen euro moeten opbrengen om de aankoop mogelijk te maken. Voor dat geld kunnen een hoop andere belangrijke dingen worden gedaan, zo hoor je nog al eens.
Consequent doorgeredeneerd zou je dan ook moeten pleiten voor de verkoop van kunstbezit dat nu nog in handen van de overheid is. Immers, met de opbrengst kun je dan ook allerlei noodzakelijke (overheids)uitgaven doen.
Geen slechte keuze
Ik vind de aankoop in dit bijzondere geval van deze bijzondere schilder geen slechte keuze. Er is wel eens overheidsgeld aan minder belangrijke zaken besteed! Dat neemt niet weg dat het bedrag van 160 miljoen euro enorm is.
De schilderijen dateren uit 1634, niet veel later dan het jaar waarin de eerste beurshandel in Amsterdam van start ging (1611). Het is de vraag of destijds een aandelenbelegging beter zou zijn dan een investering in de twee Rembrandts.
Voor beide schilderijen is destijds 500 gulden betaald. In 381 jaar is dat bedrag uitgegroeid naar 160 miljoen euro. Dat lijkt spectaculair, maar omgerekend is dat een rendement van 3,6% op jaarbasis. (Op twitter meldde ik per abuis 3,4% omdat ik guldens vergat om te rekenen naar euro's).
Kracht van rendement en tijd
Het rendement is niet onaardig, maar stel dat destijds een indextracker op een mandje aandelen beschikbaar was. Als ik uitga van een gemiddeld aandelenrendement van 7%, zou een investering van 500 gulden nu zijn uitgegroeid naar een bedrag van 35.000 miljard euro!
We zien hier de kracht van rendement en tijd. Als je maar tijd van leven hebt en een leuk rendement op jaarbasis behaalt, groeit een bescheiden kapitaal uit tot een megavermogen. Ook leuk voor de staat, die met de hogere vermogensrendementsheffing zo snel de investering in de Rembrandts terugverdient.
Nu zal het nog lang duren voor de gemiddelde mens een leeftijd van 381 jaar bereikt. Maar het is duidelijk dat voor de belegger op lange termijn elke tiende van procent belangrijk is. Want ook over een periode van bijvoorbeeld veertig jaar heeft een klein verschil in rendement een enorme invloed op het eindresultaat.
Belangrijke factoren
Een bedrag van 10.000 euro groeit bij een gemiddeld rendement van 6% per jaar over een periode van veertig jaar uit tot 102.875 euro. Wordt een gemiddeld rendement gerealiseerd van 6,5%, dan komt het eindbedrag uit op 124.161 euro, een bijna 21% hoger resultaat.
Ook de tijd is een belangrijke factor. Over een periode van vijftig jaar neemt een investering van 10.000 euro bij een rendement van 6% toe tot 184.202 euro, maar liefst 79% boven het bedrag dat in veertig jaar wordt vergaard.
Gematigd rendement
Terug naar Rembrandt. Een investering in zijn schilderijen levert blijkbaar op lange termijn slechts een gematigd rendement op. Dat rendement is wel gebaseerd op de taxaties van veilinghuis Christie's. Zij kwamen uit op het bedrag van 160 miljoen euro. E
en tweede taxatie van het Rijksmuseum kwam op hetzelfde bedrag uit. Dat is wel een grappige constatering. De bemiddelaar en de koper van de kunstwerken taxeren samen de prijs, en dat is dan gelijk de marktwaarde. Je zou zeggen dat in ieder geval het Rijksmuseum belang heeft bij een lage taxatieprijs.
En mogelijk ook Christie's. Hoewel het veilinghuis mogelijk een percentage van de verkoopprijs krijgt, heeft het een groot belang dat de verkoop doorgaat. De mogelijk te lage taxatie van de actuele waarde kan het lage rendement op de schilderijen verklaren.
Kracht van tijd
Een andere mogelijkheid is dat de 160 miljoen wel correct is, maar dat Maerten destijds te veel voor de schilderijen betaalde. Om op een jaarrendement van 7% over 381 jaar uit te komen, vergt een opbrengst nu van 160 miljoen euro een investering in 1634 van 0,25 cent. Een kwart van een cent! In guldens!
Dat laat nog eens de kracht van tijd op het totaalresultaat zien. Naar aanleiding van de koop van de Rembrandts zijn er drie conclusies mogelijk:
- De prijs van de schilderijen was in 1634 veel te hoog Rembrandt was een goede zakenman en verkocht zijn schilderijen kennelijk ver boven de prijs waarop een goed rendement behaald kon worden.
- De taxaties van Christie's en het Rijksmuseum zijn veel te laag. Bij een rendement van 7% zou de waarde van de schilderijen meer in de buurt van de 35.000 miljard euro moeten liggen.
- De aanschafprijs in 1634 en de huidige taxaties zijn correct. Een belegging in kunst levert op lange termijn daarmee een matig rendement op.
Nader onderzoek welke conclusie de juiste is lijkt mij geboden...