Het houdt maar niet op, die regen en onweersbuien deze zomer. Een prachtige zonovergoten dag wordt plots bedreigd door een inktzwart wolkendek.
Enkele tellen later wordt het dreigement omgezet in daadkracht. Nietsontziend worden de straten gevuld met het warme regenwater. Huizen lopen onder en bewoners proberen met zandzakken te redden wat eigenlijk niet meer te redden is.
Het is een beeld dat, mogen we de deskundigen geloven, steeds vaker de televisiejournaals zal vullen. "We krijgen te maken met extremere weersomstandigheden die zich op meerdere fronten tegelijk manifesteren", aldus een KNMI medewerker in het Financieele Dagblad.
Strategisch managen
"Tegelijk", zo ging hij verder, "is elke situatie uniek. Dat wordt strategisch managen". De geciteerde man zou uitstekend functioneren als beleggingsadviseur. En zou nog een goede zijn ook!
Bij de grillige buitenwereld, met steeds wisselende omstandigheden, past geen gestandaardiseerde aanpak. Vorige week schreef ik al over de mogelijk door de overheid nagestreefde standaardisatie van financiële producten.
Een naar mijn mening onwenselijke ontwikkeling. Maar ook de standaardisatie in het beheer van vermogens is de vurige wens bij velen, en ook dat lijkt mij niet de goede weg.
Vreemde situatie
Afgelopen week besteedde (alweer) het Financieel Dagblad aandacht aan de grote verschillen tussen risicoprofielen die banken hanteren voor beleggers. Waar bij de ene bank de zeer defensieve belegger voor 25% in aandelen mag, is dat voor de andere bank 8%. Ook voor obligaties wijken de onderlinge percentages flink af bij dezelfde kwalificaties van het risicoprofiel.
Zeer defensief betekent bij ING 90% in obligaties, maar bij SNS is dat percentage 42%. In de krant wordt verder aangegeven dat AFM een berekeningsmethode voor het meten van risico beschikbaar heeft, waarmee de standaarddeviatie van portefeuilles kan worden bepaald. De VEB (Patrick Beijersbergen) vindt de verschillende samenstelling van de portefeuilles een vreemde situatie. Er moeten meer richtlijnen komen voor het inrichten van de risicoprofielen.
Ik meen dat dit de verkeerde weg is. De nadruk op standaard risicoprofielen en het steeds maar verder zoeken naar methodes om in één getal alles over het risico van een portefeuille te kunnen zeggen, is voorsorteren op nieuwe financiële ongelukken. De indeling van de risicoprofielen is doorgaans niet meer dan een verdeling in aandelen, obligaties en soms vastgoed.
Wat als de rente stijgt
Maar wat zeggen deze categorieën waarin de onderlinge verschillen zo groot kunnen zijn? We hebben allemaal, ik in ieder geval, het verschil tussen een Griekse en een Nederlandse staatslening kunnen ervaren. Een obligatie van een onduidelijk bedrijf in een ontwikkelingsland zal toch een ander profiel hebben dan een soortgelijke obligatie met bijvoorbeeld Unilever als debiteur. Al deze leningen vallen onder die zo handige, risicovrije categorie obligaties.
De risicometer zorgt voor een nog comfortabeler gevoel. Reken maar dat de getallen voor Duitse en Nederlandse staatslening een fijn laag risico opleveren. Immers, die meter is gebaseerd op koersbewegingen uit het verleden. Dat zit met deze obligaties wel goed. Maar wat gebeurt er als de rente (fors) gaat stijgen? De voor de nachtrust zo fraaie veilige risicoprofielen met veel obligaties, kunnen dan wel eens voor een slapeloze periode zorgen.
De risico's van beleggen, zelfs met eenvoudige financiële instrumenten, laten zich niet vangen in schema's en een enkel kengetal. Het inschatten van risico's op basis van het verleden kan enige bijdrage aan een beter inzicht leveren, maar is bij lange na niet voldoende om een juiste risicobeoordeling te maken. Er is naar mijn mening een veel beter alternatief: de scenariometer.
Rendementsdoel
Voor elke portefeuille zou de bank verschillende scenario's moeten vaststellen en de financiële consequenties moeten berekenen. Dat geeft pas echt inzicht in het feitelijke risico dat de portefeuille loopt. De belegger die meent een risicomijdende portefeuille te bezitten, vol met laagrenderende staatsobligaties en een mooie risicomijdende score van de risicometer, kan zijn portefeuille dan ineens anders beoordelen.
Laat de bank maar voorrekenen wat een rentestijging van 1%, 2%, of zelfs 3% betekent voor het portefeuilleresultaat. Zo zijn er veel meer scenario's te bedenken, en kunnen eventueel in combinatie worden berekend. De bank zal kan dan vervolgens aangeven welk scenario naar het idee van de bank het meest waarschijnlijk is.
Dan weet de klant gelijk op welk rendementsdoel hij voor zijn portefeuille kan rekenen, en vooral wat de gevolgen zijn als één van de (voor zijn portefeuille) slechte scenario's uitkomt. Natuurlijk is dit soort berekeningen complexer dan die van de volatiliteit van de risicometer of de indeling in standaardcategorieën.
Maar ik ben er van overtuigd dat de klant veel meer heeft aan wetenschap wat zijn portefeuille doet onder verschillende toekomstige omstandigheden, dan dat hij informatie krijgt over koersbewegingen uit het verleden en nietszeggende standaardcategorieën. Wat let de banken een dergelijke benadering te kiezen? De klant staat toch centraal?